Frietje

Toen Philip Freriks in De slimste mens vroeg in welke provincie het gehucht Spaanshuisken ligt, wist geen enkele kandidaat het juiste antwoord. En dat terwijl in dit Limburgse gehucht onder de rook van Koningsbosch een cafeteria ligt waar je – ik overdrijf niet – de lekkerste friet van de wereld kunt krijgen.

 

   Al zo lang ik mij kan heugen, is het op zaterdagavond vaste prik dat ik naar dit pal aan de Duitse grens gelegen frietwalhalla rijd. Ik ben bepaald niet de enige die er zo over denkt, want het is altijd een kunst om je auto ergens geparkeerd te krijgen. Soms is het er zo druk dat zelfs het nabijgelegen veldweggetje helemaal vol staat met auto’s. Rond zessen bereikt de drukte zijn hoogtepunt. Want om klokslag half zeven zitten veel Duitsers met hun bord friet klaar voor de buis om naar de Bundesliga te kijken. Wat bij ons op zondagavond het bord op schoot is voor Studio Sport, dat is bij onze oosterburen de Sportschau op zaterdagavond.

 

   Nadat ik heb besteld – waarbij ik in negenennegentig procent van de gevallen voor een frietje met twee frikadellen ga – krijg ik een kassabonnetje met mijn bestelnummer. Telkens als er een bestelling klaar is, roept een medewerker dat luid en duidelijk door de cafeteria. Meestal zijn er zo’n twintig wachtenden vóór mij. In een doorsnee cafeteria zou dat betekenen dat je wel een uurtje of zo zoet bent. Maar hier Op de Boom, zoals Spaanshuisken in de volksmond beter bekend staat, kun je er vergif op innemen dat je na maximaal twintig minuten weer de deur uit bent. 

 

   Het is een goed geoliede machine die achter de toonbank de friet, frikadellen, kroketten, schnitzels en andere populaire weekenddelicatessen in het hete vet gooit. Getooid met headsets, roepen de medewerkers elkaar constant aanwijzingen door. De briefjes met bestellingen die boven het dampend frietvet hangen, worden in sneltreinvaart één voor één afgehandeld. Af en toe valt er een hard woord, maar over het algemeen heeft de krioelende menigte medewerkers nog het meeste weg van een perfect georganiseerd mierennest.

 

   Ik kijk altijd met veel bewondering naar deze heerlijke hectiek. Het is dan ook geen straf om hier twintig minuten op je frietje te moeten wachten. Voor mij zou het gerust nog wat langer mogen duren. Ook het gadeslaan van de hongerige klanten, waarvan de meesten – net als ik – met de rug leunend tegen de muur zwijgend voor zich uit zitten te staren, heeft wel iets.

 

   Vaak zijn het ook altijd dezelfde vertrouwde gezichten die je hier ziet. Misschien denken ze dat ook wel van mij. Aan de blikken van vage herkenning die ik af en toe meen te ontwaren, kan ik afleiden dat dat inderdaad zo is. Hoe dan ook, voor mij heeft deze wekelijkse routine iets heel rustgevends. Het enige dat de rust kan verstoren, is wanneer er toevallig een min of meer bekende naast je komt staan. Uit goed fatsoen houd je dan maar een obligaat praatje, ook al weet je meestal niet zo goed waar je het over moet hebben. Gelukkig duurt deze ongemakkelijke situatie nooit lang, want voor je het weet wordt je nummer omgeroepen en krijg je je zak friet in de handen geduwd. ‘Ik moet gaan, anders wordt de friet koud.’ Met dat zinnetje beëindig ik zo’n kort gesprekje steevast. En ik meen het nog óók. Want het laatste wat je wil, is om de lekkerste friet van de wereld koud te laten worden.

 

 


Commentaren: 0